In het tijdschrift De champignoncultuur uit 1983 lezen we: “… Mook, de gemeente die wel de bakermat van de moderne Nederlandse champignonteelt wordt genoemd ….”
Sjeng Christiaens las in januari 1947 een artikel in Boer en Tuinder dat hem zeer interesseerde. Het droeg als kop: Champignonkwekerij te Oosthuizen.
De Nederlandse Spoorwegen had in de crisisjaren het stationnetje van Oosthuizen, niet ver van Purmerend, gesloten. Dat lege stationsgebouw en een loods ernaast werden de bakermat voor een champignonkwekerij in Noord Holland. De heer Jonkman had door middel van een boekje en met vallen en opstaan een grote vakkennis opgedaan. Hij zag een gunstige toekomst voor champignonkwekerijen in Nederland.
Na vele aarzelingen trok Sjeng de stoute schoenen aan en bracht een bezoek aan Oosthuizen. Hij trof het niet want op dat moment was er geen enkele champignon te bekennen.. Maar met een boekje over champignons en een adres van een zekere heer Bels rijker ging hij weer op huis aan. Hij besloot in 1948, na een cursus in Venlo gevolgd te hebben, te beginnen op de boerderij van zijn ouders in Horst. Tot dan toe werden in Zuid Limburg alleen champignons gekweekt in de mergelgrotten (ondergronds) en was het een luxe artikel. Sjeng Christiaens startte in Horst met de kweek bovengronds en wel in een oude paardenstal van zijn vader. Het trotse resultaat was een paar kistjes champignons die naar de veiling gingen. Ingenieur Bels kwam regelmatig kijken want hij was zeer geïnteresseerd in deze teelt en had goede contacten met Wageningen. Zo kon hij Christiaens af en toe ook een helpende hand bieden.
In die tijd was De Mulder burgemeester in Mook en Middelaar en hij kwam regelmatig in Horst. Burgemeester de Mulder wilde Ambrosius en Christiaens graag naar Mook halen waar na de oorlog nog steeds een grote werkloosheid heerste en waar de herbouwplicht niet wilde vlotten. Hierdoor werden de mogelijkheden voor die twee jonge kerels om een bedrijf te kunnen starten aantrekkelijk en ze vertrokken in 1950 naar Molenhoek. Mocht de champignonteelt niet lukken dan had de burgemeester voor een tuinbouw-teeltvergunning voor hen gezorgd. Om architect kosten te drukken werden de beide bedrijven op precies dezelfde wijze gebouwd aan de Middelweg en zo zou later ook het bedrijf van Broekman aan de Bovensteweg gebouwd worden. De ABC kwekers waren gestart.
De Maasoevers werden afgestroopt om goede maasslib te bemachtigen, deze werd afgegraven en naar het bedrijf vervoerd en behandeld. De kwekers kwamen later die grond bij Sjeng Christiaens halen. De aangevoerde mest moest omgezet worden en gefermenteerd (stoffen toegevoegd). Dat was zwaar werk. Alles was handwerk in het begin en zet dan maar eens rijen van zo’n 10 à 12 meter lengte om, vooral in de winter bij vriesweer was het beulswerk. In kisten werd het vervolgens naar binnen gebracht en als de mest bevroren was, kwam ze op de bovenste bedden om te dooien. Er werd flink met cokes gestookt. In het begin bestonden de bedden uit kisten, later werden ze vervangen door betonnen bedden. Vervolgens werd in de mest het ‘broed’ (mycelium) ingebracht en toegedekt met maasslib. Stoken maar. Het was er vaak zo heet dat je adem afgesneden werd. Bovendien was het er ook vochtig omdat er regelmatig gesproeid moest worden omdat de champignons moesten uitzweten.
Dan brak de pluktijd aan. De eerste keer plukken was een feest maar al gauw kwam men er achter dat het zwaar werk was. Om de onderste bedden te kunnen plukken moest je op je knieën liggen, menigeen hield daar dan ook ‘bidknietjes’ of ‘nonnenknietjes’ aan over en wat te denken van je rug bij dat voorover staan of liggen. Met een looplamp en een mandje toog men in de hitte aan het werk; alles was nog handwerk. Met vallen en opstaan en onder de bezielende leiding van ingenieur Bels hebben Christiaens en Ambrosius en later Broekman veel geleerd. Molenhoek kreeg na een tijdje een zekere voortrekkersrol te vervullen. Dit moest wel een beetje in de hand gehouden worden want anders werd het veel te druk met al die aanloop en het aanwijzingen geven. Dus werd afgesproken dat eenmaal in de week de mensen welkom waren.

Dan slaat het noodlot toe, er breekt brand uit bij Christiaens en het jonge gezin moet hals over kop het huis verlaten. Een buurman uit de Lindenlaan had de brandweer al gewaarschuwd en stond op de stoep om hulp te bieden.

De Gelderlander, 8 oktober 1951:
“Zaterdagmorgen in de vroegte is de champignonkwekerij van de heer Christiaens te Mook door een brand verwoest. De Nijmeegse brandweer, die spoedig ter plaatse was, slaagde er in het belendende woonhuis te behouden.”
In zijn persoonlijke aantekeningen lezen we: “deze oogst werd na het uitzwetingsproces door brand verwoest. De bedden hebben toen drie weken gezeten, veel geleden door het water van de brandweer uit Nijmegen. Waarschijnlijk nog wel het meeste geleden door de brandlucht. Verzekering dekte de schade. De schade werd hersteld door aannemersbedrijf Joh. Fest uit Mook onder architectuur van Th. Van Bergen uit Mook. Het hout dat nodig was voor de kap kreeg ik van mijn vader N. Christiaens te Horst.”
De Volkskrant, 7 november 1953:
In de laatste jaren heeft de champignon-teelt in Noord Limburg een grote vlucht genomen. Werden in 1948 slechts 6000 kilo op de Venlose veiling aangevoerd, dit jaar worden er naar schatting 35.000 kilo uit Noord Limburg in de handel gebracht. De prijs, die in 1948 nog gemiddeld 4,50 gulden was, schommelt thans rond de rijksdaalder. Ondanks deze belangrijke prijsdaling moet het Nederlandse volk nog champignons leren eten. Geleidelijk wordt afgerekend met de ongemotiveerde vrees van het publiek, dat er tussen de champignons nog wel eens een vergiftigde paddenstoel zou kunnen zitten.
Op 20 november 1953 kwamen in Molenhoek aan de Middelweg bij Sjeng Christiaens acht kwekers bij elkaar om de Coöperatieve Champignonkwekersvereniging Mook op te richten. Het doel van deze vereniging was onder andere centrale inkoop van grondstoffen en het zorgen voor de verkoop van de champignons. De eerste bestuursleden waren de heren Ambrosius, voorzitter, Pijnenborg, directeur van de Nijmeegse veiling werd secretaris en de leden Christiaens en Kersjes.
De Gelderlander, 2 januari 1954:
“De in Mook opgerichte vereniging telt 8 leden, waarvan 6 praktische champignonkwekers, voelt niet voor aansluiting bij de Algemene Ned. Champignonkwekers-Vereniging omdat men hen via deze vereniging de veilplicht wil opleggen.”
In De Champignoncultuur uit 1983 lezen we hierover:
“Het allereerste wapenfeit was een gezamenlijke inschrijving van de kolenhandelaren, waarbij gemeenschappelijk goedkoper cokes ingekocht konden worden en dat lukte. De aanpak van de dekaarde voorziening volgde. Men wist al dat er met maasslib, turfmolm en mergel een uitstekende dekaarde te maken was, maar het moest wel op grotere schaal gaan gebeuren. In die tijd vond een enorm ontzandingswerk plaats in Mook en omgeving om de weilanden op te hogen. Dat werd uitgevoerd door de Steenkolen Handels Vereniging. De heer Luypen had toen slib opgekocht en bood het aan de champignontelers aan voor fl. 1,50 per kubieke meter. Op een bepaald moment lag er bij Christiaens 300 kubieke meters grond. Maar omdat er geregeld nieuwe telers bij kwamen was die hoop snel geslonken. Later bleek dat het slib eigenlijk bedoeld was geweest voor het ophogen van weilanden. Er waren meer dekaarde perikelen. Om er nog een te noemen: op een bepaald moment was de firma Emons ingeschakeld, maar toen het terrein onder water liep door de hoge waterstand van de Maas, kon er geen slib worden afgevoerd. De telefoon bij Christiaens, die de dek aardezaken regelde, stond roodgloeiend en mevrouw Christiaens, die de telefoontjes moest opnemen, raakte overstuur van alle scheldkanonnades over niet geleverde slib.”
Verder lezen we in dat artikel: “In het jaar 1958 kwam de klad er tijdelijk in. Met die warme zomer was de kwaliteit van de aangevoerde champignons toch al niet overal om over naar huis te schrijven en ze waren niet aan de straatstenen kwijt te raken. Er waren mensen die maandenlang bijna geen cent beurden. Ook de afdeling Mook zat ermee en was twee dagen bezig om uiteindelijk de champignons in schijfjes te snijden en hun deel te laten inblikken bij Zwanenberg in Oss. Daar hebben de blikken lang gestaan voordat ze tegen een belachelijk lage prijs van de hand zijn gedaan.
In 1957 werd er bij het bedrijf een grote loods bijgebouwd om daarin voortaan de mest te fermenteren zodat het niet meer in de vrieskou hoefde te gebeuren.
Het broed kwam veelal uit Engeland. Op zekere dag zouden vanuit Engeland gasten komen kijken. Met een helikopter zou het gezelschap aankomen en landen op het voetbalveld aan de Middelweg. Een heel spektakel zou het geworden zijn, maar helaas de mist was de grote spelbreker.
De Zonnebloem is ook eens bij de champignonkwekerij komen kijken. Alle drempels moesten weggewerkt worden anders konden de bedden en rolstoelen er niet overheen. Sjeng is een hele tijd zoet geweest om overal van die schuine houtdrempels aan te leggen. Maar hij vond het leuk om ook voor de zieken en gehandicapten een rondleiding in zijn bedrijf te kunnen verzorgen. Een specialiteit waar mevrouw Christiaens hen op trakteerde, waren champignonbeignets, naar deze lekkernij vroegen de kinderen bij hun verjaardag ook altijd. In plaats van appel werden champignons gebruikt.
Op 14 juni 1972 werden de laatste champignons bij Christiaens geplukt. Sjeng moest om gezondheidsredenen met deze teelt stoppen en aangezien hij geen opvolgers had was een nieuwe investering niet rendabel.
Bekend zijn de volgende champignonkwekers in Molenhoek:
Aan de Middelweg de heren Christiaens, Ambrosius, Willems en Melsen; op de hoek Lindenlaan – Stationsstraat de heer Theunissen en aan de Stationsstraat Piet Kersjes; aan de Lindenlaan Nieuwenhuizen en van Elst; in de Molenstraat Thé Jansen, op de punt Kuilseweg-Rijksweg en de latere Ringbaan v.d. Broek en bij de wasserij van Oldenhof.
Wat een leuk verhaal! Een zwager van mij Harrie Aerts uit Swolgen is bij Christiaens in de leer geweest, voordat hij zelf champignonteler werd. Ik stuur jullie verhaal graag door aan zijn vrouw Toos. Harrie leeft niet meer.
Hartelijke groet Jacqueline Konings
PS
Als jullie een groter publiek willen bereiken is dan plaatsing op Erfgoedplatform en daarna op Maasburen geen goede optie?
15 november 2020. Ik sta met mijn camper in Mook op de camperplaats aan de Startsedijk en moest aan mijn familie in Mook denken, die ik nooit heb gezien. Zo kwam ik bij dit artikel terecht. Sjeng Christiaens was een broer van mijn moeder. Ik wist dat hij champignonkweker in Mook was, 2 keer was getrouwd ivm overlijden van zijn 1ste vrouw. Dat was alles.
Leuk te lezen dat hij een soort pionier in de opkomende champignonteelt is geweest.
Leuk stuk. Ik heb wat “geleend” voor de geschiedenis van de teelt in overasselt. Die was overgewaaid vanuit de Molenhoek via de (tweede?) vrouw van Sjeng. Overasselt telde op hoogtepunt meer dan 30 kwekerijen.