Aan de weg van Nijmegen naar Venlo stond in het buurtschap Molenhoek een standaardmolen op de plaats waar later de Boerenbond kwam, in de omgeving van het nog bestaande molenaarshuis op de hoek van de Rijksweg-Molenstraat. De standaardmolen is een zogenoemde ‘onderkruier’ waarvan het eigenlijke molenhuis in zijn geheel met de wieken naar de wind wordt gedraaid door middel van een daaronder aangebrachte ‘staart’. Dit op de wind zetten heet in molenaarstaal ‘kruien’. De maalstenen lagen in de piramidevormige onderbouw. Zo’n soort molen stond meestal op de begane grond en werd daarom een ‘grondzeiler’ genoemd.
Deze Heumense molen was in vroegere eeuwen de dwangmolen van de heerlijkheid Heumen en Malden en dat betekende dat de inwoners verplicht waren om hier hun granen te laten malen zodat de heer extra inkomsten genoot. Een soort belastingheffing zouden we kunnen zeggen.
Verschillende oudere personen die al vele jaren (de oudste al 80 jaar) in de hoge en vrije heerlijkheid Heumen woonachtig waren, verklaarden eendrachtig op verzoek van de heer B Graaf van Welderen en van hooggeboren vrouwe G.M. Gravin van Welderen geboren Steenhuijs en freule A. van Steenhuijs (bezitters van het recht van de heerlijkheid):
… dat zij sinds zij in de heerlijkheden Heumen en Malden woonachtig zijn, nooit anders geweten hebben dan dat de windkorenmolen staande tot Heumen is een dwangmolen waar zowel door de inwoners van Malden als die van Heumen hun koren moeten brengen om het te laten malen.
Uit een akte van 30 oktober 1769 blijkt dat door de stad Nijmegen van Hoogwelgeboren Vrouwe Genoveva Maria Gravin van Welderen geboren Baronesse van Steenhuijs Vrijvrouwe van Heumen Malden en Oploo is aangekocht “… de Heerlijkheid Heumen volgens de leenbrieven in dat huis te Heumen Hoge en Lage met de Heerlijkheid, visserijen, vogelrijen, bos, broekland, water, weide, molen, kerkengeld aldaar en ….” verder nog allerlei geldpachten, tienrechten, jachtrecht, tolgelden, enz.
In 1660 waren de heerlijkheden Heumen en Malden in bezit van de familie Van Steenhuijs gekomen. Ruim honderd jaar later werd het dus door een van de nazaten verkocht.
Van Schevichaven schreef in 1846 hierover het volgende:
“In het jaar 1660 verkocht een naneef en naamgenoot van de vroegere Johan van Groesbeek de heerlijkheid Heumen met alle bezittingen, rechten en privileges, aan Ludolf, baron van Steenhuis, ambtman van Grave. Deze heeft sindsdien met zijn familie het kasteel bewoond, zoals ook later geschiedt door zijn zoon Walrad en diens gemalin Lucretia Louise, geboren baronesse van der Noot, en hun beide dochters Amalia Cecilia en Genoveva Maria. De eerste schijnt vroeg gestorven te zijn, maar de laatste trouwde hier op 29 september 1722 met Bernhard, graaf van Welderen, voogd en stadhouder van de Lenen van Valkenburg, welke in 1748 of 1749 moet zijn overleden. Zijn weduwe bleef, als vrijvrouwe van Heumen, op het kasteel tot in 1769 toen het haar goed dunkte om de Heerlijkheid Heumen, (die van Malden er onder begrepen), aan de stad Nijmegen af te staan voor het bedrag van tweemaal honderd en vijf en dertig duizend gulden. De afstand vond plaats op 13 oktober 1769. Zij is de laatste vrouw van Heumen geweest, want de verkoop geschiedde, naar men hier verzekert, onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de stad de Heerlijkheid, als zodanig niet weer zou mogen verkopen en men zegt verder dat de hoogbejaarde vrouw, alleen om na haar overlijden als zodanig genoemd te blijven, genoegen heeft genomen met deze lage prijs.”
Leijdse courant, 20 juni 1770:
De magistraat der stad Nijmegen zal in juni 1770 te koop aanbieden het oud adellijk kasteel of huys te Heumen. Na zes weken zal het geheel dan definitief verkocht worden. Naast huis, stallen, grachten, boomgaarden, het recht op vissen in de Maas en talrijke wateren enz. werd ook de imposante wind- en rosmolen met het recht van dwang bij deze verkoop aangeboden.
In 1826 was Hendrik van den Boogaard korenmolenaar te Heumen, later staat bij zijn beroep ook broodbakker. Hij overlijdt te Heumen op 9 februari 1858 en was gehuwd met Maria van de Geer.
In 1858 was Johannes van den Boogaard molenaar te Heumen. Hij werd geboren te Heumen op 27 september 1826 en overleed aldaar op 7 januari 1881. Johannes trouwde met Dominica Jacoba van Clarenbeek. De weduwe verkocht de molen aan Jacob Kleve.
Jacob Kleve molenaar in Heumen, geboren te Zelhem (Gelderland) op 22 september 1862. Hij werd op 23 mei 1899 in Heumen ingeschreven en was toen afkomstig uit Liedern Werth (Duitsland). Op 23 januari 1901 vertrekt hij naar de overkant van de straat, naar Mook dus.
In de naleving van de Arbeidswet van de gemeente Heumen van 1906 lezen we dat op de windkorenmolen van J. Kleve, Heumen, wijk A 16, een jongen tussen de 12 en 16 jaar werkzaam is waarvoor een geldige arbeidskaart is afgegeven.
Rond 1911 kocht de Mookse bakker/molenaar Frans Lelieveld, die zijn bedrijf aan de andere kant van de weg, tegenover de molen, had en dus in de gemeente Mook en Middelaar woonde, deze molen van zijn buurman Kleve om er zijn graan mee te malen.
Hoofdinspecteur van de arbeid, districtshoofd in het 7e district G.J. van Thienen vraagt dan aan de burgemeester van Heumen of hij wil mededelen of in het perceel Molenstraat A 16, waarin was gevestigd de korenmalerij van J. Kleve thans het molenaarsbedrijf wordt uitgeoefend door F. Lelieveld.
Een molen was volkomen afhankelijk van het weer en lag stil als het windstil was. Bovendien was het malen met windkracht vaak een barre onderneming en niet ontbloot van gevaren. Om niet meer zo afhankelijk van de wind te zijn, diende de heer Lelieveld op 16 november 1921 bij de burgemeester van Heumen een verzoek in
Om vergunning te bekomen tot het oprichten van een electrisch gedreven graanmalerij in een nieuw te bouwen schuur aan de Rijksweg ten noorden van de windmolen.
Frans Lelieveld wilde er een elektromotor in plaatsen van 10 pk. De arbeidsinspectie verklaarde geen bezwaar te hebben omdat naar haar oordeel het geheel aan de eisen van de veiligheidswet voldeed. Volgens zijn zeggen werd hij behoorlijk tegengewerkt door de Mookse burgemeester.
Frans Lelieveld liet aan de Stationsstraat een huis met bakkerij bouwen en verkocht het pand aan de Rijksweg aan de familie Fleuren.
G.W. Fleuren Bakkerij en Levensmiddelenbedrijf Rijksweg 192 Mook.
De windmolen werd door Frans Lelieveld verkocht aan de gebroeders Van Bergen te Mook.
H.A. van Bergen, molenaar, verzocht in maart 1928 bij burgemeester en wethouders van Heumen vergunning voor de bouw van een woonhuis met café aan de Rijksweg te Heumen. Het was gesitueerd op sectie C 910 tussen molen en molenaarshuis, dat ligt op de hoek Rijksweg – Molenstraat.
15 september 1928:
Vrijdagavond omstreeks half negen, brak brand uit in de windkorenmolen van de gebroeders van Bergen te Heumen. In den beginne sloeg het vuur uit het bovenste gedeelte der kast, waardoor mag worden verondersteld dat de brand is ontstaan in één der hoogere verdiepingen.
Het vuur vond weldra in het droge houtwerk gretig voedsel en in een korte tijd stond dan ook de geheele kast van deze standaardmolen in volle vlam, hetgeen ver in de omtrek kon worden waargenomen.
De as, waaraan zich het groote tandrad en de wieken bevinden, begon al langzaam meer en meer naar buiten te komen, totdat dit alles eensklaps met veel geraas tusschen rijksweg en het brandend geraamte neerplofte op het heuvelachtig terrein. Even daarna stortte een koppel steenen naar beneden en bleef eenigen tijd op den lager gelegen zolder liggen, om daarna met een zwaren plof op den grond terecht te komen.
De molen is van zeer ouden datum. In de loop der jaren, al reeds in 1846 is de molen ten deele vernieuwd. Gedurende de laatste 40 jaar is de molen door verkoop in verschillende handen overgegaan.
Thans is het lot van den ouden molen beslist.
De brandweer kon niet veel uitvoeren. Met het weinige water uit een tweetal putten en een pomp, kon het nieuwe huis met electrische maalderij voor mogelijk gevaar behoed worden.
Oorzaak van den brand is onbekend. De schade wordt grootendeels door verzekering gedekt.
De molen brandde dus af en werd niet meer herbouwd. Op het voormalige terrein van de molen kwam een pakhuis voor de Boerenbond. In 1931 diende namelijk de Coöperatieve Handelsvereniging N.C.B. te Veghel een verzoekschrift in bij de gemeente Heumen in verband met een hinderwetvergunning voor de bouw van een pakhuis. Landbouworganisaties gingen coöperatieve maalderijen stichten en in vrijwel elk dorp verrees wel een pakhuis daarvoor. Dat betekende een grote klap voor de zelfstandige molenaars.

Nu staat op de plaats van de molen een appartementencomplex.
Heeft u meer info /foto’s betreffende de Heumense molen uit de tijd van de gebroeders van Bergen ? Mijn interesse is gebaseerd op het gegeven dat ik de zoon ben van één van de gebroeders. Met vriendelijk groet, P van Bergen
Op de foto van de molen met de mensen achter de heg, weet ik dat de jongste vrouw Clara Maria Cornelia van den Boogaard is (1868 Heumen -1916 Amsterdam ), een dochter van de voormalig molenaar van de Heumense molen, Joannes van den Boogaardt / van den Bogaard (1826 Heumen-1881 Heumen, wiens vader Hendrik van den Bogaardt al korenmolenaar in Heumen was). De andere vrouw is een van haar zussen van den Boogaard met haar man en kinderen.
De foto is gemaakt door hun neef Gradus Marie Burgers, die een oudoom van mij is, waarschijnlijk 17 mei 1905.
Woon sinds 2014 in het molenaarshuis. Op een van de foto’s is die op de achtergrond te zien. Het lijkt erop dat aan de achterkant een soort schuur met rieten dak aan het huis is vastgebouwd. De foto is echter niet heel duidelijk. Qua omvang komt de bebouwing achter overeen met onze huidige tuinmuur. Zijn er nog meer oude foto’s van het molenaarshuis bewaard gebleven? Verder ben ik nog benieuwd naar het bouwjaar. Ik heb 1815 voorbij zien komen maar ook 16zoveel… Iemand enig idee?