Jan van Haren was van december 1927 tot augustus 1945 brugwachter in Heumen.
Van zoon Jos van Haren ontvingen we het volgende:
Jeugdherinneringen van Jos van Haren
“Het sluisterrein in Heumen was voor kinderen een koninkrijkje om er te spelen. Rovertje spelen in de dennenbosjes, voetballen, roeien, vissen, zwemmen, noem maar op; er was ruimte genoeg. Ook de langsvarende scheepvaart door de sluis had veel aandacht.
Eind jaren dertig begon in Nederland de algehele mobilisatie; dat had tot gevolg dat langs het gehele Maas-Waalkanaal begonnen werd met de bouw van kazematten, geschutstellingen, wegversperringen en schuttersputten. In Heumen waren binnen korte tijd honderden militairen gelegerd en gehuisvest. Ook op het sluisterrein wemelde het van de militairen; bij de brug was bewaking door de militaire politie. Het was er wel gezellig en we hadden er veel plezier. In ons huis waren enkele officieren gelegerd.
Als er weer eens een alarmfase kwam, moesten alle stellingen doorlopend bemand blijven. In die tijd ging ik op de vrije schoolmiddagen alle stellingen langs met de fiets om voor de soldaten boodschappen te doen, sigaretten, chocola, een krant of andere gevraagde artikelen. Dat leverde nogal eens wat extra zakgeld op. Een welkome aanvulling.
De school had echter de grootste aandacht, het huiswerk was nogal tijdrovend en er moest hard worden gestudeerd.
Die zorgeloze jeugdjaren zouden niet lang duren. De situatie in Duitsland betekende een steeds grotere oorlogsdreiging. Vaak werden de militaire verloven ingetrokken.
Op 10 mei 1940 kwam de Duitse inval. Al heel vroeg kwamen drommen vliegtuigen overgevlogen en de Duitse troepen rukten op vanuit de Mookse en Groesbeekse kant.
Deze inval kwam voor ons totaal onverwacht. We zaten ingesloten tussen de Hollandse en Duitse troepen en het water en we konden daarom niet vluchten.
De sluiswachter werd onder Duitse bewaking weggevoerd en wij kropen in de kelder (moeder, 2 zussen en ik). We hoorden de buren van het middelste der drie woningen roepen: kom hier in de kelder, dan zitten we veiliger. Het was inmiddels volop oorlog met geratel van mitrailleurs en het ontploffen van de granaten.
De Duitsers waren door verraad en list de ophaalbrug gepasseerd en probeerden een bruggenhoofd te vestigen. De Hollanders verdedigden zich hardnekkig. Juist toen we naar de kelder van de buren liepen, ontplofte er vlak achter ons een granaat. De gevolgen waren ernstig: Lies licht gewond maar verkeerde in een shocktoestand, ikzelf zwaar gewond aan benen, rechterarm en linkeroog. Annie en moeder kwamen met de schrik vrij.
Noodverband aangelegd en in de kelder bij de buren schuilen, ook de buren van het achterste huis waren er bij. Na enkele bange uren ging moeder naar de keuken om water te halen. Ze rende meteen naar ons terug want de huizen waren in brand geschoten en stonden in lichterlaaie. We konden nog net ons vege lijf redden. Vandaaruit provisorisch met enkele fietsen over een afwateringkanaaltje, waar gelukkig een pontje lag, naar de dichtstbij gelegen boerderij van de familie Vroom. Weer noodverband aangelegd en langs een omweg door het Heumense bos naar Wijchen gelopen; ik als zwaargewonde werd liggende op een hondenkar vervoerd.
In Wijchen was een noodhospitaal, alwaar ik eerste hulp ontving; tevens werden mij de sacramenten der stervenden toegediend. Alles leek erop dat ik het niet lang meer zou maken; door bloedverlies en zware verwondingen verwachtte men dat het gauw afgelopen zou zijn. Lies lag naast me in het hospitaal en verkeerde vaak in een soort trancetoestand. Gelukkig kwam mijn vader weer terug. Hij ging eerst naar ons huis in Heumen maar zag dat er niets meer van over was en we waren alles kwijt.
Vader, moeder en Annie werden ondergebracht bij de familie Jan Sengers, een schoenmakersbedrijf. Lies kon na een week ook daarheen en toen men merkte dat ik op vrijdag 17 mei nog in leven was, werd ik naar het Canisiusziekenhuis in Nijmegen vervoerd. Daar durfde men wegens verzwakking eerst een operatie niet aan. Omdat er toch iets moest gebeuren is dokter ten Horn toch tot operatie overgegaan.
Ik was toen 13 jaar en heb tot eind september in het ziekenhuis gelegen. Men heeft zes operaties verricht in die tijd. Nadien nazorg en verpleging van een wijkzuster tot eind december 1940.
De overige familieleden waren intussen naar een woning in de Molenhoek verhuisd. Het leven hernam zijn gewone gang en ik ging weer naar de Mulo; door de lange afwezigheid moest ik het eerste jaar overdoen.”

De slachtoffers:
Van 1-26 R.I. (Regiment Infanterie)
Dr. J. Postma, Kapt. J. Jonker, J. van der Wal,
M. Snijder, E.N. Kotten, J. Edink,
W.J. Angenent, W.L.H. Geerits, R.W. Groen,
J. van Ewijk, J.J. van Lankveld, H.W. Wolf,
W.J.J. Wouters, P.C. den Hoedt, G.J. de Valk,
TH.J. Reckman, G. Koster, H.J. van der Laar,
CH.W. van de Poel, H.J. Schapink, J.B. Schomaker,
H.J. Vos, A.J.M. Willenborg, H. van der Vlis.
Ik vond in het gastenboek van wsv Maas en Waal te Heumen dat Jos van Haren daar recent geweest is. Ik ben Leo van Hulst de zoon van (ex)voorzitter Frans van Hulst die destijds in de St.-Jacobslaan te Nijmegen woonde waar Jos regelmatig aan kwam wippen. Nog altijd lid van M&W. Indien contact op prijs gesteld wordt dan hoor/lees ik dat wel. M. vr. gr.
Rust zacht, Jos.
Wij denken aan jou en aan wat je allemaal moest meemaken.
In onze herinnering blijf je ook bij ons in je prachtige Kerst gedichten.
Ruth Koster en familie.
Dit is een leuk en minder leuk verhaal zeker omdat Jos van haren een oom van mij was .