Keetje Frenk, werd geboren te Rotterdam op 17 november 1876 en overleed aldaar op 23 augustus 1955. Zij trouwde te Rotterdam op 7 december 1927 met weduwnaar Louis Blom. Hij werd geboren te Alkemade op 12 oktober 1858 en overleed te Rotterdam op 21 september 1938.
Mevrouw Keetje Blom-Frenk vlucht in mei 1940 uit haar huis in de binnenstad van Rotterdam en woont tot februari 1941 in een andere wijk; dan moet zij, ten gevolge van een bombardement, verhuizen, tenslotte naar Scheveningen, waar zij huishoudster wordt. Daar doet zij, als in december 1942 bericht komt dat alle joden uit Scheveningen gedeporteerd zullen worden, een poging tot zelfmoord en ligt ze een maand in het ziekenhuis aan de Zuidwal in Den Haag. Dan neemt een aangetrouwde neef [Boy Edgar] haar een maand in huis, in Amsterdam.
Vervolgens: 6 weken in Bennekom, vanwaar ze, vanwege de politie voor een komende razzia gewaarschuwd, weer naar Amsterdam vertrekt; daar woont ze op verschillende adressen tot in mei 1943 alle joden zich moeten melden.
Bovengenoemde neef Boy Edgar laat haar weer onderduiken, nu in Heumen.
In 1943 was het Boy Edgar en zijn Joodse vrouw Mimosa Frenk namelijk te heet onder de voeten geworden door alle razzia’s in Amsterdam. Zij vonden een onderkomen in het Begijnenhof in Heumen aan de Rijksweg. Op de eerste verdieping van dat café-restaurant woonden Boy en Mimosa met hun teckels. Hij heeft in de oorlog tientallen Joodse kinderen gered door ze onder te brengen op veilige adressen rond Heumen.
Buiten het dorp Heumen staat het Marishuis, een museum over de kunstenaar Jac Maris, en destijds Maris’ woonhuis en verzamelpunt voor verzetsmensen. Maris vervalste voedselbonnen voor de onderduikers van Edgar. In hetzelfde dorp heeft de werkgever van Boy, dokter Gerritsen, in het café in de Dorpsstraat een gemeentelijk noodziekenhuis opgericht waar beide artsen zieken verzorgden.
Uit het dagboek van Keetje Blom-Frenk:
“… Inmiddels had mijn aangetrouwde neef [Boy Edgar] een assistent plaats aangenomen als dokter in de gemeente Heumen bij Mook en heeft daar heel veel laten onderduiken. Die bewuste 23 mei kwam des middags een dame me halen en bracht mij naar Heumen toe, waar al voor een plaats voor mij gezorgd was. Ik ging daar door voor een dame wier zenuwen geschokt waren door de ramp in Rotterdam en nu om op te knappen in een stil dorp moest wonen. Daar ben ik zes maanden gebleven tot een paar kinderen welke ook door mijn neef waren ondergedoken gevangen werden en toen moest ook mijn nichtje met haar man onderduiken. Daar zat ik nu zonder geld en zonder bonnen. Een was er in het dorp waaraan ik verteld had dat ik Jodin was en wel mevr. Megens-Derks.
Toen dan ook enige dagen later de boerin waar ik in huis was met het bericht thuis kwam dat dokter Edgar met zijn vrouw gezocht werden en spoorloos verdwenen waren, toen zei zij dat ik ook zeker een Jodin was en al wat ik ook tegensprak zij wilde mij niet langer houden. Want, sprak zij, als zij mij hield dan moest ook haar man naar Vught.
Toen ging ik naar mevrouw Megens en werd daar liefderijk opgenomen en deze wilde van betaling niets weten.
Deze zorgde later voor een ander adres in Overasselt bij familie Arts en intussen had mevr. Megens de ondergrondse in kennis gesteld hoe het met mij was. Bij fam Arts had ik voor niets kunnen blijven. Maar dat mocht niet voor de illegale, het was te dicht bij het dorp Heumen. Toen bracht ze mij eerst 8 dagen in Cuyk en daarna weer zes weken op een boerderij in Vianen in Brabant. Daar kon ik niet langer blijven want men verwachtte zomergasten. ….”
Vervolgens een dag in Langeboom, een paar dagen in Escharen, tenslotte ongeveer 6 maanden in Ottersum (Limburg). 21 oktober 1944 moet het hele dorp evacueren en met de bevolking trekt zij door Duitsland naar Gendringen, vandaar naar Loenen-Nieuwersluis. In Loenen woont ze achtereenvolgens op twee adressen, tot de bevrijding.
In Boy Edgar: het dubbelleven van een alleskunner lezen we: “De kinderen over wie Keetje Blom-Frenk schreef waren hoogstwaarschijnlijk Levie en Max Sleutelberg uit Hilversum. Levie en Max waren door Boy Edgar in buurdorp Mook bij Piet van Beuningen in huis geplaatst. Tijdens een razzia eind augustus werden de broertjes door de Sicherheitspolizei ontdekt en gearresteerd. Verraden door een dorpsgenoot, kreeg Jan Weeren later te horen. Om vier uur ’s nachts zijn ze thuis van hun bed gelicht. Piet van Beuningen werd opgepakt en naar Vught en vervolgens naar Sachsenhausen getransporteerd. Hij overleefde het kamp, maar kwam als een psychisch en lichamelijk wrak terug uit de oorlog. Levie en Max werden naar Auschwitz gedeporteerd. Daar werden ze op 6 september 1944 vermoord. Levie was 13 jaar en Max zou een week later negen zijn geworden.”

In Het Parool lezen we:
Er zijn meer aanwijzingen voor de rol van Edgar als smokkelaar van met name Joodse kinderen. “Boy pendelde op en neer tussen Amsterdam en Heumen. Het lijkt erop dat hij geregeld kinderen mee terug nam naar Gelderland. Zijn werk als dokter hielp hem daarbij. Hij had toestemming om ’s avonds en ’s nachts op straat te zijn. Als hij werd aangehouden, kon hij schermen met een bevalling. Hij werd ook geroepen als ergens een onderduiker ziek was geworden.”

Ik heb ergens gelezen dat Boy Edgar ook on de Rotterdamse wijk Katendrecht heeft gewoond tijdens de oorlog…
Ik vraag mij af hoe U aan de foto van Levi Sleutelberg komt, bij mij weten had ik als enige deze foto.
Hij is ook niet in augustus 1944 bij een razzia ontdekt maar door verraad .
Ze zijn in de nacht van dinsdag op woensdag 11-04-1944 op
12-04-1944 door de Nijmeegse SD van bed gehaald en meegenomen naar Nijmegen en daarna gelijk door naar Westerbork.
Piet van Beuningen is die zelfde nacht om 3.30 uur ook van het bed gelicht en meegenomen .