Marie Kersten is geboren te Groesbeek op 3 juni 1909 als dochter van Derk Kersten (d’n Rooie Derk) en Bertha Gerrits en overleed op 12 maart 2001, begraven te Molenhoek. Marie trouwde in 1940 met Gerrit Cornelissen. Hij werd geboren te Weurt op 4 februari 1918. Beroep voorman bij E.W. Smit. Dit echtpaar kreeg 5 kinderen: Ria, Thea, Derk, Theo en Joop.
De familie Cornelissen woonde aan de Stationsstraat. Marie Cornelissen-Kersten ging donderdagsmiddags en vrijdags met vis langs de deuren. De vis werd aanvankelijk donderdags door Van Gend en Loos bij het station aangevoerd. Eén mand was voor de zusters van Bethanië en de andere mand voor Marie. Maar al snel werd de vis met een vrachtwagen uit Spakenburg bij haar thuis afgeleverd omdat ze wilde weten waar de vis vandaan kwam en of ze vers was.
In het begin had Marie een kist voorop de fiets staan en later werd dat een karretje achter aan de fiets. “Met een lange spijker werd het aanhangwagentje aan de fiets bevestigd en iedere week was ze die spijker kwijt.”
Een van de dochters ging op woensdag na schooltijd bij de afgelegen huizen de lijstjes ophalen waarop stond hoeveel en welke soort vis men wenste. De volgende dag werd het dan bij de mensen afgeleverd. Men vertelde ons: “Marie kon zo aanstekelijk over vis vertellen dat het water je in de mond liep, terwijl je helemaal geen vis lustte.” Om in aanmerking te komen voor een bedrijfsvergunning voor een viswinkel aan huis moest Marie Cornelissen een examen afleggen. Op 16 februari 1966 ontving zij de verklaring dat zij geacht werd te voldoen aan de eisen van handelskennis voor de kleinhandel in vis. Eén soort vis had zij helaas niet herkend en dat was ‘de griet’.
Later, toen ze met vis gestopt was, miste ze de bedrijvigheid en het buurten met de mensen en daarom breidde zij het assortiment in haar winkeltje thuis uit. Voor kinderen uit de buurt was dit al langer de plek waar ze onder andere ijs, zoethout, zwartwit, spekkies of roze-gele schuimblokken haalden; ook op zondag.
