Gabriëlkapel in de kerk van Molenhoek
De Gelderlander, 5 september 1940
Kort geleden is een St. Gabriëlaltaar [vervaardigd door Jac Maris] in de kerk van Molenhoek van de Passionisten-Congregatie geplaatst, dat gedomineerd wordt door het rijzige beeld van de H. Gabriël, die in de beschouwing van Christus’ Lijden, Diens gekruiste beeltenis aan het hart drukt. De kleding van Gabriël valt zeer natuurlijk. Het gelaat heeft jeugdig-lichtende trekken. Het gebaar is voor de hand liggend en natuurlijk. Dit beeld geeft een houding weer, die spreekt van goedheid en gulheid, waarmee overtuigend de grote naastenliefde van St. Gabriël is weergegeven. Het is een beeld dat tot denken stemt en dat heenwijst naar het edelste en mooiste van het Christendom.
Niet alleen dit beeld, maar ook het gehele altaar is door Maris gemaakt. De altaartafel is van hardsteen, de tombe is met twee gemetselde zuiltjes van glazuursteen afgesloten, waartussen zich het reliëf bevindt van de Moeder van Smarten, die de doornenkroon in de hand houdt en daarbij mediteert. Rondom het altaar is een verhoging voor de priester, waarin gele en lichtbruine stenen zijn verwerkt. Boven het altaar is een lichtbron gemaakt, zodat het kunstvolle in het geheel duidelijk kan spreken.
Francesco Possentie wordt op 1 maart 1838 te Assisi geboren, de stad van Sint Franciscus. Hij geniet van een uiterst onbezorgde en haast losbandige jeugd. Zijn vader was heel even pauselijk gezant, maar dit bracht veel verhuizingen met zich mee. Zo heeft hij zich als rechter gevestigd in Spoleto. Francesco is vier, als zijn moeder overlijdt. Met zijn opgeruimd karakter is hij voor vader en zijn twaalf broers en zussen het zonnetje in huis. Hij kan goed leren. Op het jezuïetencollege geven ze hem door zijn opvallende manier van leven de bijnaam ‘de danser’.
De dood van zijn oudste zus en twee zware ziektes veranderen hem. Hij is nu zeventien, en overdondert zijn vader met het verlangen in het klooster te gaan. Tijdens een bezoek aan de kerk was zijn aandacht getrokken door het Mariabeeld.
Op school kondigt hij aan dat hij wat vakantie wil nemen en treedt in het klooster. Als kloosternaam kiest hij Gabriël, naar de engel die aan Maria de Blijde Boodschap had gebracht dat zij de Moeder van Jezus zou worden. Daar voegde hij aan toe de naam ‘Addolorata’ (= ‘van Smarten’).
Uit zijn brieven naar huis blijkt dat hij er zielsgelukkig is. Tot troost van zijn vader. Zes jaar later sterft hij tijdens zijn theologiestudie aan tuberculose. Hij ligt begraven in de kerk van de Passionisten te Isola. In 1920 werd hij heilig verklaard en uitgeroepen tot patroon van de Italiaanse jeugd.
In de hogere muurvlakken treffen we muurschilderingen aan van René Smeets over Francesco Possenti (H. Gabriël).



In het verleden heeft een lekkage voor schade gezorgd aan de schildering aan de oostwand van de kapel. De oorzaak van de lekkage is weggenomen en nu wilde men tot restauratie overgaan.
In het rapport van Monumentenwacht van 31 mei 2012 lezen we:
“Voor schilderingen uit de periode 1920-1940 komt steeds meer aandacht en erkenning, ook voor het werk van René Smeets. Het is daarom belangrijk dat de kerk een gemeentelijke monumentenstatus heeft ontvangen en het kerkbestuur zich inzet voor behoud en herstel van deze schilderingen, om deze voor toekomstige generaties te behouden.
Doorgaans wordt voor het herstel van muurschilderingen een restaurator ingezet, hetgeen hier ook zeker wenselijk is vanwege het belang van de schilderingen. Doch is het in dit specifieke geval voorstelbaar, naar mijn mening verantwoord en bijzonder om de werkzaamheden aan de schilderingen in de Gabriëlkapel uit te laten voeren door de zoon van de kunstenaar, die eveneens kunstenaar is.”


De Gelderlander, 9 maart 2013:
Het verdwijnt, zijn vaders werk. Soms kan Jos Smeets het redden. Zoals in de Gabriëlkapel in Molenhoek.
… Zo ging het ook in Molenhoek, bij de Gabriëlkapel. Waar de toren de kapel ontmoet kroop het water tussen de bakstenen door, onder de verf van zijn vaders muurschildering. Professioneel restaureren? Dat zou dik 10.000 euro kosten. “En dat hadden ze niet. Zeker niet in deze tijd, dat snap ik ook wel.” Opeens belde het kerkbestuur. Dat had gezien dat ook de zoon van de meester kunstenaar is. Of hij soms misschien…?
Ja. Alleen de benzine, die wilde hij wel vergoed (Bergeijk-Molenhoek: 93,5 kilometer). En wat verf. Goed, het is gemaakt. Voor in totaal 1526,25 euro. Zeg: tien keer goedkoper. En de gemeente Mook en Middelaar betaalt. “Als het werk niet van mijn vader was geweest had ik het niet gedaan. Maar ik vond het een eer.”
Nu stond-ie daar. In de kapel waar zijn vader in 1938 ook stond. Ook op een steigertje. Alleen de doorschijnende, verlichte blik van Maria naar de knielende man, die blijft bevlekt. “Daar ben ik niet aan geweest. Ik wilde ook iets laten zoals het was. Dat je kunt zien dat er een lek was. Ook om dat witte transparant te houden, want als ik daar weer met wit overheen ga. Het is nu net of het, ja, echt licht is.”